Bij de begeleiding van zwangere vrouwen met diabetes type 1 komt veel kijken: technologie, maatwerk en vooral persoonlijke aandacht. ‘Niet alles draait om perfecte cijfers,’ benadrukt verpleegkundig specialist Misja Sprengers. ‘Vrouwen met diabetes type 1 zijn vaak al 24/7 met hun ziekte bezig, tijdens de zwangerschap is dat nog extremer. Het is belangrijk dat dit gezien wordt, ook als het even niet lukt.’

Misja Sprengers is verpleegkundig specialist diabetes bij het Diabeter Centrum Amsterdam en Amsterdam UMC
Misja Sprengers is verpleegkundig specialist diabetes bij het Diabeter Centrum Amsterdam (DCA). Bij dit centrum worden zo’n 1.700 mensen met diabetes type 1 behandeld in alle leeftijden, van kinderen tot volwassenen. Daarnaast werkt ze één dag per week in het Amsterdam UMC, bij het zwangerschapscarrousel voor vrouwen met diabetes. Ze zegt: ‘De zorg voor zwangere vrouwen met type 1 vraagt om een andere expertise. Daarom verwijzen we deze vrouwen vanuit het DCA naar het Amsterdam UMC of een ander ziekenhuis naar keuze. Zo mogelijk gaan ze voorafgaand aan de zwangerschap al eenmalig naar de gynaecoloog voor een preconceptioneel advies.’
Groen licht
Bij het DCA krijgen vrouwen met type 1 ‘groen licht’ om zwanger te worden als ze tweemaal een HbA1c < de 53 mmol/mol (7%) hebben, liever nog < 48 mmol/mol (6,5%), of een TiR >70% bij een instelling van 3.9–7.8 mmol/l. Sprengers: ‘Op de zwangerschapspoli intensiveren we de diabeteszorg. We zitten er als professionals meer bovenop. Ik leg dit ook uit aan de vrouwen: “we zorgen nu niet alleen voor jou, maar ook voor je kindje”. De meeste vrouwen begrijpen dit goed. Ze zien de gynaecoloog voor het eerst bij rond tien à twaalf weken. Wij hebben ze liever al eerder in beeld, vooral omdat de eerste weken van de zwangerschap zo belangrijk zijn. Afhankelijk van het verloop van de zwangerschap hebben we gemiddeld elke twee weken contact.’
‘Zwangerschap met diabetes vraagt om maatwerk en menselijkheid’
MDO
Bij het Amsterdam UMC vindt voorafgaand aan elk spreekuur een MDO plaats. ‘Alle disciplines zijn hierbij aanwezig en we bespreken de vrouwen die op het spreekuur komen. Het is ook een belangrijk moment voor kennisoverdracht. Als de tijd het toelaat, bespreken we uploads van HCL-systemen of geven we een klinische les over de inzet van verschillende sensorsystemen tijdens de zwangerschap.’
Verbeterpunt
Als verbeterpunt in de zorg voor zwangere vrouwen met diabetes noemt Sprengers het wisselende beleid van zorgverzekeraars. ‘Tijdens de zwangerschap is er meer behoefte aan insuline, teststrips en glucosesensoren. Iedere verzekeraar hanteert andere regels voor meerverbruik. Dit kost ons veel tijd. Eenduidigheid zou veel schelen, het gaat tenslotte maar om een periode van zes tot negen maanden.’
Ieder HCL-systeem is anders
Technologie speelt een belangrijke rol in de begeleiding van zwangere vrouwen met diabetes type 1. ‘Steeds meer vrouwen gebruiken een HCL-systeem. Bij elk systeem moet je andere instellingen aanpassen om de wisselende insulinebehoefte op te vangen. Dit vraagt om maatwerk en expertise. Ik vind het een uitdaging om vrouwen hierbij te helpen. Frequent krijg ik het verzoek om even mee te kijken: “Heb ik nu aan het juiste knopje gedraaid? Moet deze instelling omhoog of omlaag?”’
‘Iedere verzekeraar hanteert andere regels voor meerverbruik’
Niet alleen cijfertjes
De komst van HCL-systemen maakt het voor vrouwen makkelijker om hun instelling te optimaliseren, maar dat heeft ook een keerzijde. ‘Omdat er zoveel mogelijk is, heb je soms de neiging om eindeloos te blijven sleutelen. Dat is een valkuil. Vrouwen met diabetes zijn altijd al 24/7 met hun ziekte bezig; maar tijdens de zwangerschap is dat nog extremer. Vaak hebben ze daarnaast een druk gezinsleven met kinderen, werk of andere omstandigheden. Schuldgevoelens over afwijkende glucosewaarden helpen dan niet. Dan is het belangrijk dat wij als professionals niet alleen op de cijfertjes focussen, maar ze juist geruststellen. Vrouwen doen vaak enorm hun best. Het is belangrijk dat dit gezien wordt, ook als het even niet lukt. We zouden ze daarvoor meer moeten complimenteren, vind ik.’
Een veelheid aan richtlijnen, protocollen en werkwijzen
Diabetes en zwangerschap is een complex zorggebied’, zegt verpleegkundig specialist Inge van de Belt, werkzaam bij het ziekenhuis St Jansdal in Harderwijk en Lelystad. ‘Bij de zorg, of het nu gaat om type 1, type 2, MODY of zwangerschapsdiabetes (GDM), zijn veel disciplines betrokken, zowel in de eerste, tweede en eventueel derde lijn. Denk aan gynaecoloog, internist-endocrinoloog, kinderarts, verloskundigen, huisarts, een praktijkondersteuner, doktersassistente, diëtist, diabetesverpleegkundige en verpleegkundig specialist. Iedere discipline heeft zijn eigen protocollen en richtlijnen, afhankelijk van het type diabetes. Bovendien heeft iedere regio ook weer zijn eigen werkwijze, afhankelijk van de regionale werkafspraken en mogelijkheden. Om tot goede zorg voor moeder en kind te komen is een goede samenwerking tussen alle betrokkenen essentieel.’

Diabetesverpleegkundige Lysette Romkes (zittend) en verpleegkundig specialist Inge van de Belt in overleg
Expertisegroep ‘diabetes en zwangerschap’
Recent heeft het netwerk Verpleegkundig Specialisten Diabetes een expertisegroep opgericht voor ‘Diabetes en Zwangerschap’. Van de Belt: ‘Met deze groep hopen we elkaar in de toekomst beter te kunnen vinden, bij onder meer richtlijnherziening, deelname aan onderzoek en protocollen afstemmen.’
Zwangerschapsdiabetes in de eerste lijn
Momenteel worden vrouwen met GDM die geen diabetesmedicatie gebruiken in toenemende mate in de eerste lijn behandeld. ‘Dit is goed mogelijk’, meent Van de Belt, ‘zolang de lijntjes met de tweede lijn maar kort zijn, zodat er snel gehandeld kan worden als er complicaties zijn. Om tot goede zorg te komen, hebben wij in onze regio de afgelopen tien jaar veel geïnvesteerd in het opzetten van goede samenwerking. Dit heeft geleid tot een gezamenlijk regionaal protocol. Mede hiermee voorkomen we dat de groeiende groep vrouwen met zwangerschapsdiabetes in de tweede lijn terechtkomt. Bovendien willen de vrouwen, zolang er geen complicaties zijn, ook het liefst in de eerste lijn geholpen worden.’




