‘Wij schrokken enorm van de cijfers. Van de mensen die een insulinepomp gebruiken, heeft 50% huidklachten. Bij de glucosesensoren ligt dit percentage op 31%. Dit betekent dat minstens één op de drie mensen die een insulinepomp of glucosesensor gebruikt, kampt met huidklachten. Met de juiste educatie kunnen veel problemen voorkomen worden’, aldus prof. dr. Thomas Rustemeyer.
Prof. dr. Thomas Rustemeyer, dermatoloog Amsterdam UMC: ‘Irritatief contacteczeem ontstaat als gevolg van irritaties en daar kun je met de juiste educatie veel tegen doen’
Prof. dr. Thomas Rustemeyer is dermatoloog bij Amsterdam UMC en van oorsprong tevens immunoloog. Onder zijn voorzitterschap kwam de recent gepubliceerde leidraad ‘Huidproblemen door glucosesensoren en insulinepompsystemen’ tot stand. Hij zegt: ‘We hebben veel geleerd tijdens het maken van de leidraad en dat alles versterkte mijn motivatie om ervoor te zorgen dat deze handleiding voor diabetesverpleegkundigen en verpleegkundig specialisten er kwam. De prevalentie van huidproblemen door het gebruik van insulinepompen en glucosesensoren ligt veel hoger dan we hadden verwacht. Bovendien geven veel patiënten aan hun huidklachten niet te bespreken met hun diabetesverpleegkundige, uit angst de pomp of de sensor te verliezen. Mensen krijgen zoveel levenskwaliteit terug door de pomp en sensor, dat ze het ongemak van huidproblemen voor lief nemen.’
Dat de leidraad er moest komen, werd extra duidelijk toen bleek dat huidklachten vaker een gevolg zijn van irritatief contacteczeem dan van allergisch contacteczeem. Kunt u dat toelichten?
‘Tot voorkort werd gedacht dat vrijwel alle huidreacties door het gebruik van een insulinepomp en/of glucosesensor een allergische oorsprong hadden. Maar door het stellen van de juiste vragen, ontdekten we dat de meerderheid irritatief is en niet allergisch. We weten niet driekwart van de huidproblemen wordt veroorzaakt door irritatief contacteczeem. Dit veranderde de insteek, want deze vorm van contacteczeem ontstaat als gevolg van irritaties en daar kun je met de juiste educatie veel tegen doen.’
Wat is het verschil tussen irritatief – en allergisch contacteczeem?
‘Laat ik beginnen bij het begin. Eczeem is een niet besmettelijke, niet infectieuze aandoening van de huid, die zich kenmerkt door jeuk, roodheid, branderigheid of pijn. In geval van het gebruik van insulinepompen en glucosesensoren, is er sprake van contacteczeem. Dit ontstaat, zoals het woord al zegt, door direct contact met iets. Dit kun je vervolgens weer onderverdelen in twee vormen: irritatief – en allergisch contacteczeem. Bij de irritatieve vorm wordt de huid door de pomp of sensor overbelast en dat roept een irritatie op. Dit kan in principe iedereen krijgen, maar sommige mensen zijn hier gevoeliger voor. Verkeerd gebruik of het kiezen van een minder geschikte plek voor plaatsing, verhogen het risico. Allergisch contacteczeem is een verworven overgevoeligheid voor een specifiek stofje, die in het geval van het gebruik van insulinepompen en glucosesensoren, meestal in de pleister zit. Iedere keer als je in contact komt met dit stofje speelt de irritatie weer op. Mijden is dan enige optie.’
Hoe kun je irritatief contacteczeem onderscheiden van allergisch contacteczeem?
‘Een irritatief contacteczeem ontstaat langzaam en gedraagt zich niet altijd hetzelfde. Soms is het er wel, soms is het er niet. Een ander kenmerk van irritatief contacteczeem is dat de geïrriteerde plek zich beperkt tot de grenzen van de pleister. De begrenzing heeft een scherpe rand. Een allergie bouwt zich meestal ook langzaam op, maar als het er eenmaal is, zal het altijd optreden zodra iemand in contact komt met de pleister. Een allergie kan zich verspreiden, is niet strak begrensd en treedt vaak buiten de grenzen van de pleister. Soms zie je dat de allergie opspeelt op een plek waar iemand al eerder een pleister heeft geplakt. In de leidraad staat een vragenlijst waarmee je dit onderscheid kunt uitvragen bij je patiënten.’
Voorbeeld van een irritatief contacteczeem. De rand is relatief scherp begrenst en laat ook een fellere roodheid en ontsteking zien dan in het centrale gedeelte van de aangedane huid. Dit is het gevolg van de frictie die op is getreden door de relatief stugge pleister op de zachte huid.
©Leidraad ‘Huidproblemen door glucosesensoren en insulinepompsystemen’
Voorbeeld van een allergisch contacteczeem. De begrenzing is vaag en opmerkelijk grillig. De meeste ontsteking lijkt onder de pleister te zitten. Verder is naast de recent ontstoken plek een oudere plek zichtbaar waar nog steeds afwijkingen bestaan. Deze gelijktijdige aanwezigheid van verschillende oude laesies wijst erop dat de ontsteking langere tijd blijft bestaan, voordat de huid weer kan genezen.
©Leidraad ‘Huidproblemen door glucosesensoren en insulinepompsystemen’
Waarom is preventie zo belangrijk in deze context?
‘Je kunt veel ellende besparen door vroeg te handelen bij huidproblemen. Als de huid eenmaal beschadigd is, functioneert de huidbarrière minder goed. Hierdoor kunnen allergenen en schadelijke bacteriën, virussen en schimmels er makkelijker doorheen dringen. Daarom is het zo belangrijk dat je als diabetesverpleegkundige huidklachten zelf bespreekt, dat je hier navraag naar doet. Anders mis je de kans om er iets aan te doen, terwijl dit in veel gevallen wel mogelijk is. Je kunt bijvoorbeeld vragen: hoe gaat het met uw huid of mag ik de plek zien waar uw laatste hulpmiddel heeft gezeten?’
‘We schatten dat driekwart van de huidproblemen wordt veroorzaakt door irritatief contacteczeem’
Welke adviezen kunnen diabetesverpleegkundigen geven aan mensen met diabetes om huidproblemen te voorkomen?
‘Deze adviezen komen uitgebreid aan bod in de leidraad, maar ik zal proberen ze hier kort samen te vatten. Zo mogelijk plaatsen mensen het hulpmiddel op een plek waar weinig frictie is, waar de huid weinig beweegt. Voor kinderen kan dit een uitdaging zijn, omdat zij minder huidoppervlak hebben en vaak beweeglijk zijn. De onderrug kan dan een goede optie zijn. Het is belangrijk dat de huid voor het plaatsen van het hulpmiddel goed schoon en droog is. Mensen moeten de huid minimaal 15 minuten laten drogen na het douchen en zorgen dat er geen residuen van zeep of crème op de huid zitten. Daarnaast is het belangrijk om de pleisters heel voorzichtig en met beleid te verwijderen, om huidbeschadigingen te voorkomen. Tot slot is het advies om de hulpmiddelen iedere keer op een andere plek te plaatsen. Een pleister die langer op de huid zit, verstoort het microbioom van de bovenste huidlaag. Hierdoor krijgen pathogene bacteriën een kans. Als je iedere keer een andere plek kiest, krijgt de huid de kans om zich te herstellen.’
Wat zijn de behandelopties als de huidproblemen zich hebben voorgedaan?
‘Als eerste is het goed om dan de behandeladviezen rondom het plaatsen en verwijderen van de hulpmiddelen te bespreken met de patiënt en zo nodig te optimaliseren. Heeft iemand last van irritatief eczeem, dan ga je daarnaast proberen de aangedane huid te versterken, bijvoorbeeld door ontstekingsremmende neusspray met corticosteroïden onder de pleister te gebruiken. Daarnaast is het goed om verzorgingsproducten te adviseren die geen conserveermiddelen en geurstoffen bevatten. Dit zijn belangrijke veroorzakers van irritatief – of allergisch contacteczeem. Is er sprake van een allergisch contacteczeem, dan moet iemand overstappen op een andere pomp of sensor, of een onderpleister gebruiken waarop het hulpmiddel geplaatst kan worden. Maar ook in de onderpleister kunnen stofjes zitten waarop mensen reageren en sommige allergenen kunnen door de onderpleisters heendringen. Het is dus een enorme zoektocht om te achterhalen welke pleisters iemand wel verdraagt. Soms heeft een diabetesverpleegkundige nog wat oude hulpmiddelen liggen. Dan kun je overwegen van verschillende devices een stukje pleister van één of twee vierkante centimeter mee te geven aan de patiënt. Hij of zij kan dan een zelftest doen en kijken of de huid reageert na drie dagen.’
Leidraad ‘Huidproblemen door glucosesensoren en insulinepompsystemen’
Op initiatief van V&VN Diabeteszorg, de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) en de Diabetesvereniging Nederland (DVN) is een leidraad ‘Huidproblemen door glucosesensoren en insulinepompsystemen’ opgesteld. De leidraad is tot stand gekomen met medewerking van Sonja van Beek, Elise Bouwman en Anke Hopman van de V&VN Diabeteszorg, Feline Cotugno en Ties Obers van de DVN, Emma van Oers, geneeskundestudent op de afdeling dermato-allergologie, Amsterdam UMC en Thomas Rustemeyer van de NVDV.
Financiering
De leidraad kon mede tot stand komen door een financiële bijdrage van Abbott, Bosman en Ypsomed. Zij hebben geen inhoudelijke betrokkenheid gehad bij de leidraad.
Welke mensen zijn gevoeliger voor het ontwikkelen van huidproblemen?
‘Iedereen kan huidproblemen ontwikkelen door het gebruik van diabeteshulpmiddelen, maar atopische mensen zijn hiervoor gevoeliger. Zij hebben doorgaans een slechtere huidbarrière. Dit zijn mensen met astma of hooikoorts, of mensen die voordat ze diabetes kregen, al eens eczeem hebben gehad, bijvoorbeeld in de ellebogen of knieholtes. Kinderen of juist oudere mensen hebben eveneens vaker een slechtere huidbarrière. Andere risicofactoren zijn een beschadigde huid door te veel zonlicht, chemotherapie of radiotherapie. Het huidtype maakt verrassend weinig uit. Iemand met een dunne, lichte huid loopt niet per definitie meer kans op huidproblemen door de diabeteshulpmiddelen, dan iemand met een donkere en/of een wat dikkere huid. Met één kanttekening: mensen met een lichte huid en rossig haar, zijn wat vaker atopisch.’
Wanneer stuur je iemand door naar een dermatoloog of allergoloog?
‘Het is belangrijk te starten met het geven van de juiste adviezen zoals beschreven in de leidraad ‘Huidproblemen door glucosesensoren en insulinepompsystemen’. Geeft dit niet het gewenste resultaat, dan is een verwijzing naar de huisarts voor vervolgstappen en mogelijk een recept voor neusspray met corticosteroïden de volgende optie. Helpt dit ook onvoldoende, dan is het goed de patiënt te verwijzen naar een dermatoloog of allergoloog.’
Hoe komt het dat momenteel niet inzichtelijk is welke stofjes een firma gebruikt in de pleisters?
‘Dit komt door de Europese wetgeving. Op voeding of cosmetica moet exact staan wat erin zit, maar voor medische hulpmiddelen zijn de regels nog heel vaag. Firma’s hoeven niet te beschrijven wat erin zit, ze mogen dit geheimhouden. Meer transparantie zou gewenst zijn, want dan kun je beter achterhalen op welke stofjes en pleisters iemand reageert. We lobbyen al geruime tijd in Brussel om dit aangepast te krijgen, maar dit is een lang proces.’
Ik ben een kopLocaties: | Ik ben een kopLocaties: |
Ik ben een kopTijd: | Ik ben een kopTijd: |
Ik ben een kopKosten: | Ik ben een kopKosten: |
Ik ben een kopDoelgroep: | Ik ben een kopDoelgroep: |
Ik ben een kopAccreditatie: | Ik ben een kopAccreditatie: |