Eens een diagnose, altijd een diagnose? Voor de verschillende vormen van diabetes gaat dit niet op. Twee voorbeelden van situaties waarin een heroverweging van de diagnose zinvol was.
In 2016 wordt bij de heer O. diabetes vastgesteld. Hij is op dat moment 47 jaar, heeft een slank postuur en is sportief. Bij de diagnose heeft bij een nuchtere glucose van 19 mmol/l, een HbA1c van 135 mmol/mol en een c-peptide van 0.6 nmol/l. Er wordt gedacht aan type 1 diabetes gezien het lage c-peptide bij deze hoge glucosewaarden en zijn slanke voorkomen. Antistoffen (anti GAD en anti IA) worden bepaald, deze zijn negatief. Gezien zijn hoge HbA1c wordt gestart met insulinetherapie. Dit resulteert in een mooi HbA1c van 44 mmol/mol. Na verloop van tijd worden zijn pancreasantistoffen getest deze zijn ook negatief. De behandeling werd hierop niet aangepast.
In de loop van de jaren heeft de heer O. een lage insulinedosis nodig: 8 EH langwerkend en ongeveer een totale hoeveelheid van 16 EH kortwerkend bij de maaltijden. Zijn HbA1c-waarden zijn doorgaans prachtig met waarden tussen de 44 tot 46 mmol/mol. Per abuis ontvangt de patiënt enkele jaren geen uitnodiging voor een poliafspraak. Twee jaar geleden meldt hij zich. Opnieuw bepalen we de c-peptide. Deze is nog altijd meetbaar met 1.1 nmol/l. Gezamenlijk besluiten we orale medicatie in te sluipen en de insuline af te bouwen. Dit traject is succesvol. De heer wordt met 2 dd metformine ontslagen met een HbA1c van 50 mmol/mol.
De heer B (41) werd vijf jaar geleden gediagnostiseerd met diabetes tijdens een episode van pancreatitis op de afdeling Maag- Darm en Leverziekten. Op dat moment was het HbA1c 72 mmol/mol met een c-peptide van 0.76 nmol/l. Er werd gestart met 4x daags insulinetherapie. De oorzaak voor de verschillende episodes van pancreatitis werd niet geheel duidelijk.
De glucoseregulatie was initieel erg goed. Door de opvlammingen van de pancreatitis die gepaard gingen met veel pijn, kwam de diabetesbegeleiding en de opbouw van kennis over deze ziekte echter op een laag pitje te staan. Hierdoor ging de regulatie achteruit. Het HbA1c liep op van 51 naar 80 mmol/mol. Nadat de heer B. een flash glucose monitoring kreeg en minder last kreeg van pijn door een pijnblokkade, daalde het HbA1c weer naar 57 mmol/mol.
In de daarop volgende periode daalt het HbA1c, is de pancreatitis nauwelijks nog actief maar blijft de insulinebehoefte, met een totale dagdosis van 48 EH insuline. Op verzoek van de patiënt laten we zijn antistoffen bepalen. Hieruit blijkt dat de antiGAD positief is. Hierdoor heeft de patiënt de diagnose diabetes type 1 een definitieve plaats kunnen geven in zijn leven.