Is er verschil tussen de schoolprestaties van kinderen met en zonder type 1?

Spijbelen kinderen met diabetes type 1 meer dan hun leeftijdsgenootjes zonder diabetes type 1, verlaten ze de school eerder, hebben ze meer hulp nodig bij het studeren en is het HbA1c hierop van invloed? Deze vragen worden beantwoord in een groot Schots onderzoek dat recent is gepubliceerd in Diabetes Care.

In Schotland worden veel gegevens van kinderen en volwassenen met diabetes bijgehouden in centrale databases. Deze studie laat zien wat dat allemaal kan opleveren. Schotland heeft 766.244 schoolgaande kinderen. Van hen is er een medicatie-database, een klinische database (die ook als een soort elementair EPD wordt gebruikt), een database over ziekenhuisopnames en een sterftedatabase, alles per persoon.

LGA-kind

De frequentie van type 1 diabetes is 5 op de 1000 kinderen, met gelijke aantallen jongens en meisjes. Large for gestational age geboren worden (LGA-kind) werd als enige risicofactor gevonden voor het hebben van diabetes. Een associatie is nog geen bewijs van een oorzakelijk verband. Een moeder met type 1 diabetes kan een LGA-kind krijgen die vervolgens type 1 diabetes ontwikkelt, waarbij de ‘schuld’ meer in de genen van de moeder of vader ligt, dan in het geboortegewicht.

Meer bijstand

Hoe vergaat het deze kinderen in de 5 jaar die de studie beslaat? Er is een verhoogde kans op spijbelen (+34%) maar er zijn niet meer schoolverlaters met type 1 diabetes. Een hoog HbA1c is een frequent fenomeen bij spijbelaars, maar spijbelen en slechte regulatie kunnen natuurlijk ook gevolgen zijn van eenzelfde oorzaak.

Kinderen met type 1 hebben veel vaker speciale bijstand nodig (+135%). Hierbij gaat het vooral om leermoeilijkheden, lichamelijke bewegingstraining en algemene aspecten van ‘physical health’. Meisjes en kinderen onder de 11 jaar hebben de meeste bijstand nodig. Kinderen met de meeste sociale achterstand (denk aan achterstandswijken) hebben vooral hulp nodig bij insulinegebruik.

Hoge HbA1c-waarden

Sterk punt van dit onderzoek is dat het zicht geeft op de uitkomsten na de schoolperiode. Bij de kinderen die examen deden is er geen effect van type 1 diabetes op wel of niet slagen. Wel sluiten kinderen met de hoogste HbA1c-waarde een lagere opleiding af. Ook is gekeken waar de ex-scholieren terecht zijn gekomen na 6 maanden (werkeloos, werken, vervolgonderwijs). Ook hier zijn in het algemeen geen verschillen gevonden, behalve dat ook hier de ex-scholieren met de hoogste HbA1c-waarden veel vaker zonder werk zaten dan de best-gereguleerde jongeren.   

Schooluitkomsten

Wat betekenen deze gegevens nu? Het lijkt erop dat de onderwijsuitkomsten van kinderen met type 1 diabetes niet echt veel anders zijn dan die van kinderen zonder diabetes. De kinderen met diabetes hebben wel meer bijstand nodig. Als we speculeren over negatieve invloeden, dan valt natuurlijk meteen het effect van een hoog HbA1c op. Dit hoeft niet meteen een causaal effect te zijn. Maar het is denkbaar dat een wisselende, slechte regulatie met hypoglykemieën, hypoglykemieën en misschien wel een (beginnende of klinische) ketoacidose geen goed doet aan het leerproces op dat moment.

Naast dit mechanisme kan ook de frequentere afwezigheid op school door ziekenhuisopname een rol spelen. Hier hebben de onderzoekers ook naar gekeken. De kans op een ziekenhuisopname was bij type 1 diabetes inderdaad fors verhoogd. Deze is vooral gerelateerd aan leeftijd, hoe ouder, hoe kleiner, met een piek rond de 11-12 jaar. Daarnaast is de kans sterker bij meisjes dan bij jongens. De meeste opnames worden gezien in het eerste jaar van de ziekte, wat niet onlogisch is. De auteurs suggereren dat de leeftijd tussen 10-13 jaar niet alleen de piektijd is in het ontstaan van type 1 diabetes, maar ook het begin is van de vaak onbestuurbare puberteit. Naast dit alles wil een kind met diabetes allesbehalve ‘anders’ zijn dan de andere kinderen.

Voor CGM en FSL

Deze gegevens zijn afkomstig uit de databases van 2009-2013, voor de tijd van de brede introductie van de continue glucosemonitoring en de flash glucosemonitoring. Het is de vraag of met behulp van die technologie de resultaten iets milder geweest zouden zijn. Only time will tell.

En zwangerschapsdiabetes?

Tenslotte, uit een ander vaatje: weten we iets over de toekomst van kinderen van een moeder met zwangerschapsdiabetes (gestational diabetes mellitus (GDM))? Meestal zien wij de vrouwen en kinderen niet meer terug in de tweede of derde lijn. De Denen lijken wat hun voorliefde voor databases veel op Schotten en de Zweden. Hier eindigt primary school op 15 à16-jarige leeftijd. Hoe doen de kinderen van GDM-vrouwen het? In het algemeen zijn zij niet te onderscheiden van kinderen van non-GDM moeders. Alleen als er een premature bevalling is of een placentair probleem, zijn de gemiddelde prestaties ietsjepietsje minder (de ‘grade’ die je haalt). Maar met een heel leven om het bij te spijkeren.

Referenties:

Fleming et al. Diabetes Care; 42: 1700-1707

Heldarskard GF and Spangmose AL* et al. Diabetes in Pregnancy Study Group 2020 virtual meeting.

Vorig bericht

Hoe kun je vrouwen met type 1 diabetes beter begeleiden bij het geven van borstvoeding?

Volgend bericht

Insulinepomptherapie bij de ouder wordende patiënt; wat is wijsheid?